donderdag 24 februari 2011

Protest

Protest is een fundament. Door tegen de baarmoederwand te stampen leren we de eerste grenzen kennen. Later gris je als kleuter balorig zakken snoep uit de rekken. Met gebalde vuist ga je de grond te lijf. Al protesterend plaats je je in de wereld, leer je wat een pruillip oplevert - of desnoods een huilbui. Protest is soms potsierlijk en gênant – maar van in het begin broodnodig.

Protest is pijnlijk. Wanneer het niet gehoord en in de kiem gesmoord wordt. Wanneer het ontwricht en tegen de muur geplaatst wordt. Wanneer het als een gebroken minnaar toegeeft aan de tirannie van de ander. Wanneer het met geweld bestreden en bebloed snel toegedekt wordt.

Protest is beter dan zwijgen. Al wie beweert dat het zinloos is om te protesteren, mag een laffe prop in zijn mond stoppen en in een zelfgekozen uithoek zich laveloos zuigen aan verstikkende stilte. Zwijgen is even gevaarlijk als de slechtste vorm van protest: grotesk uitgehold, zonder inhoud, leeggezogen, nageaapt, tot enkel “NEE” en agressie overblijft. Niet meer dan wat de kleuter toonde.

Protest kan soms ook lief zijn, als het niet helemaal gemeend is. Voor de grap je benen sluiten en drie keer roepen dat het nog veel te vroeg is. Om daarna zacht mokkend toe te geven. Of een klauwtje van de kat krijgen. Omdat je haar net iets te lang geaaid hebt.

Protest is op zijn mooist als er moed in het spel is. “Moeder Courage” riep mijn grootmoeder in een droom toen ze stierf. Met het gezicht naar de volle zon gericht boven de gemaskerde massa uitstijgen. De orders van een generaal niet opvolgen. De namen niet doorgeven en hen naast een naam ook een plek in je kelder geven. Nadenken over de stem die je uitbrengt en luidop zeggen waarom anderen geen stem verdienen. De kogel opvangen. Leren uit het verleden en toch nog geloven in een mooiere toekomst. De tegenstander doen struikelen. Of op zijn minst: altijd wanneer nodig de stem verheffen.

woensdag 16 februari 2011

Stem voor mijn artikel over ayahuasca (genomineerd in essaywedstrijd)

De vaste lezers herinneren zich misschien nog de identiteitscrisis die ik vorig jaar mei-juni doormaakte. Een lange internetstilte en tussendoor veel twijfels afgewisseld met momenten van euforie, waren de belangrijkste symptomen. Maar uiteindelijk was het klaar, het verhaal over 'ayahuasca', het eeuwenoude, knotsgekke plantendrankje dat mij van het roken afhielp. Toen het in Kluger Hans 6 verscheen, was ik heel trots. Maar ik vond het toch best spijtig dat dit langere artikel maar zo weinig mensen onder ogen zou komen. Want geloof me, het is een wonderlijk verhaal.

En hoera! Dit essay is ondertussen genomineerd voor de publieksprijs (op de juryprijs durf ik niet te hopen) in een essaywedstrijd van Celt, vereniging van culturele en literaire tijdschriften. Jullie kunnen op deze website het artikel lezen en een stem uitbrengen. Klik op het pijltje in het blokje "Mind the book", dat rechts op de homepagina staat. Kwestie van het duidelijk te houden.

En uiteraard mag deze oproep massaal doorgestuurd en gedeeld worden.

Bedankt!
Marie

(Ik vertrek vanavond voor een weekje naar Berlijn - geniet van de stilte, zou ik zeggen)

maandag 14 februari 2011

Krampacht maakt macht

Ik kan klagen over het Nederlandse brood en over de visieloze besparingen in het Nederlandse onderwijs. Ik kan me druk maken over puriteinse sluitingsuren van cafés en het vele geld dat in protserige, inhoudelijk graatmagere projecten wordt gestopt. Maar als er één ding is dat ik voorlopig nog heerlijk vind aan wonen in Nederland, is het gebrek aan krampachtig, geconstipeerd gedrag (al moet ik hieraan toevoegen dat ik discussies met de zogenaamde linkerzijde voorlopig probeer te vermijden - ik maak me al druk genoeg). Toegegeven: een racist blijft daardoor duidelijker een racist en dat is niet altijd fijn om te zien. En wie allergisch reageert op eerlijkheid, krijgt hier in Nederland vast vreselijke uitslag van de soms best botte reacties.

Een tweetal weken geleden ontstond aan de Hogeschool van Amsterdam – mijn werkplek dus – opschudding rond een docent die vanuit religieuze overwegingen besloten had om vrouwen niet langer de hand te schudden. De reacties waren fel en breidden zich snel uit naar de nationale pers. Toen het opperhoofd van de hogeschool zich uitsprak in het voordeel van de religieuze vrijheid van die man, ontstond er nog meer protest. Eerlijk gezegd vind ik het een enigszins vervelende discussie, omdat ik er zelf helemaal niet uit ben wat ik van de kwestie moet vinden. Ik heb immers geen idee wat de wereld het meest leefbaar maakt. Maar wat me – los van het hele onderwerp – wel charmeert, is dat er constant gewaarschuwd wordt voor krampachtige reacties. De nieuwe hoofdredacteur van Havana – de hogeschoolkrant – vroeg ons om niet bang te zijn om over deze kwestie na te denken. Dat we de visie van de docent in twijfel durven trekken, betekent niet per se dat we islamofoob zijn.

Graag zou ik met eenzelfde vrijheid de mediaheisa rond de dood van de Vlaamse Belang-politica Marie-Rose Morel in vraag willen stellen. Hier kan ik dat. Maar als ik in België dezelfde vraagtekens plaats, dan word ik door heel wat mensen als gevoelloos of zelfs pervers en demonisch afgeschilderd. En dat vind ik op mijn beurt behoorlijk pervers en hypocriet. Natuurlijk is een dood altijd erg voor de nabestaanden, kinderen in het bijzonder (valt het jullie op hoe ik deze zin niet durf weg te laten - alsof dit niet voor zich spreekt?). En ik denk dat er ook een bepaalde waardigheid toe te schrijven valt aan Morel. Een waardigheid die geen vorm kreeg in discretie, maar eerder in een opvallende vechtlust en een persoonlijk optimisme dat tot enkele dagen voor haar dood uit haar blogberichten af te lezen valt. Op Valentijnsdag wil ik zelfs respect opbrengen voor Frank Van Hecke, het andere Vlaams Belang-kopstuk dat enkele weken geleden een stervende vrouw huwde.

Maar tot daar ga ik. Meer sympathie kunt u mij echt niet laten voelen. Laat staan dat u het recht heeft om van mij een duivelse rat te maken omdat ik toegeef dat ik verder echt niets voel bij de dood van een vrouw met een duidelijk fascistisch gedachtegoed. Ik hou sowieso niet van de krampachtige verering van doden. Ik hoop dat er, mocht ik op mijn achtendertigste sterven aan kanker, ook nog mopjes gemaakt kunnen worden over de scheetjes die ik koppig liet onder de dekens. Wat mij betreft vertel je er in een speech bij dat ik mezelf wel heel graag hoorde praten en daardoor soms te weinig aandacht had voor anderen. Want dat zou de waarheid zijn. Net zoals het waar is dat Marie-Rose Morel ultrarechtse ideeën koesterde. Dat ze tot de mildere zijde van haar partij hoorde, maakt de zaak niet meteen veel minder erg, gezien de neonazistische wortels van het Vlaams Belang.

De Waalse RTBF heeft zich te veel laten opjutten. In tijden als deze is het niet erg slim om te zeggen dat Morel haar ziekte politiek heeft uitgebuit. In zekere zin is dit misschien waar, maar het blijft erg dom en contraproductief om dat te beklemtonen. Hoewel ik niet weet wat te denken van een moslim in het onderwijs die vrouwen geen hand wil schudden, weet ik wel dat Morel volgens mij recht had op haar eigen manier van sterven. Het zou niet mijn manier zijn en ik vond het vorige zomer – toen duidelijk werd dat de kanker weer terug was en haar fataal zou worden – soms een beetje wansmakelijk hoe ze de aandacht zo vestigde op haar nakende dood. Maar het is haar volste recht. Zij die haar ziekte en dood nu verder uitbuiten om xenofobe ideeën te vergoelijken, vind ik wel schuldig. Want ja, politieke ideeën neem je mee in je graf. Doodgaan maakt je wel bleek, maar neemt je identiteit niet weg. Het relativeren van negationistisch gedachtengoed, het aanzetten tot haat: dit alles verdwijnt niet zomaar als je sterft. Integendeel, veel blijft hangen: je mooie en lelijke kantjes, tientallen onhebbelijkheden, de koppige wratjes op je linkerteen. De pijnlijke waarheid.

De echte schurken zijn dus op dit moment de media – ook de RTBF – die zich vol overgave op Morels dode lijf en trieste kinderen storten. Om haar dood zal ik geen traan laten, maar hoe mijn kleine landje zich met zoveel krampachtigheid verder in de steeds bredere kloof duwt – dat maakt me woedend. Krampacht maakt macht. Maar wat voor een akelige macht. Arm, arm België.

Voor de Nederlanders en alle anderen: wie meer duiding wil, raad ik dit artikel van Christophe Callewaert aan.

vrijdag 11 februari 2011

Willekeur

Taal zoekt vruchteloos naar een stoel.
Twee letters schoven op. Doel: dat niets iets uithaalt.
Hol zonder echo. Geritsel in een jonge nacht.

De dichter zei: “Willekeur is mooi” en hij likte aan zijn pen.
De keur van de wil. Of een hond met vuile poten
tussen kegels. Misplaatster nog: genocide, de massa

die met wijdopen ogen op de brandstapel belandt.
Ook dat is willekeur. Een kiezel die terugkaatst.
Orpheus die zich domweg omdraait.

En dat nog honderd keer.

maandag 7 februari 2011

Problemen met reageren?

Het is hier stil. Niet van mijn kant, ik ratel er weer behoorlijk op los. Maar jullie, daar aan de andere kant van de lijn, zijn erg stil. Een beetje vreemd vond ik dat, aangezien er de laatste weken wel vaker 100 bezoekers per dag even langskomen, een behoorlijk aantal voor een relatief serene internetplek als deze.

Maar dat ook enkele vaste bezoekers, zoals Sam, erg stil waren verwonderde me nog meer. Hij was het dan ook die me enkele dagen geleden wees op het feit dat hij simpelweg niet kon reageren. Ik heb hetzelfde probleem ook gehad bij een aantal blogs, tot ik in september overstapte op een Macbook met Safari als standaardbrowser. Heb het al meermaals aangekaart in het help-forum van Blogger, maar tevergeefs. Maar goed, als er iets op het puntje van uw tong ligt en u kan het toch niet zeggen, sluit Mozilla Firefox dan. En probeer het opnieuw met Safari of Explorer. Of Google Chrome.

En stuur gerust ook eens een bericht naar het help-forum van Blogger. Of vertel me dé oplossing, als u die kent.

zaterdag 5 februari 2011

Het waait

Het waait. Al twee dagen ontzettend hard. Gisteren werden we van onze fietsen geblazen toen we na een optreden (van Emmelie Zipson - tip!) thuis probeerden te geraken. Gelukkig waaide ik naar links en tussen de bomen. Toen ik eerder aan de kapper had gezegd dat hij mijn haar los moest drogen, voegde hij daar lachend aan toe dat hij met die wind echt niets anders van plan was. Een slimme kapper was het. Hij had absoluut geen zin in prietpraat en vroeg me of ik wist hoe de toestand in Egypte was. En daarna moest ik drie nadelen opsommen van het wonen in Nederland.

Het waait. Het waait zo hard, dat de kat nog harder lijkt uit te glijden op de gladde planken vloer. Het waait zo hard dat ik naar beneden zou moeten lopen, om aan de onderburen te vertellen dat ik de ramen van het tuinhuisje -tevens de slaapkamer van een wilde student - zag klapperen toen ik net de afwas deed. Het waait zo hard, dat ik de stille ademhaling van mijn lief niet kon horen vannacht. Enkel een gierende wind die de glasraampjes doet trillen. Een wind die om ons de oren slaat en het enkel glas zo bol doet staan, dat het licht van de overbuur beweeglijk weerspiegeld wordt. Het waait zo hard, dat ik bang ben dat dingen om zullen vallen. Dat dit allemaal zelfs maar een millimeter zou opschuiven.

Populaire berichten